Hof van Beroep Den Bosch

7 mei 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1520

Wat kan wel en wat niet verwacht worden van een opvoedingsonderzoek?

Onderzoek naar de beperkingen van partijen komt neer op een psychologisch onderzoek van de ouders en dat valt niet binnen de bevoegdheden van een opvoedonderzoeker. Evenmin kan van een opvoedonderzoeker worden verwacht dat hij onderzoek doet naar de (kwaliteit van de) zorgverlening. Wat er wel van verwacht mag worden: het opvoedkundig onderzoek richt zich op de vraag waarom het opvoedingssysteem niet functioneert, geeft inzicht in het gedrag van de ouders en biedt ouders de mogelijkheid destructieve interactiepatronen die schadelijk zijn voor de kinderen te veranderen. Bovendien levert het deskundigenrapport niet alleen zeer nuttige informatie op voor de rechter, maar is het ook een grote hulp voor ouders bij het vinden van een oplossing.

In 2011 zijn de partijen gescheiden en de opvoedingsplan is in het besluit opgenomen als bijlage bij het convenant.

In 2016 zijn partijen het eens geworden over een vaststellingsovereenkomst, waarbij nadere afspraken zijn gemaakt over de exclusieve beslissingsbevoegdheid van de moeder ten aanzien van de verzorging en opvoeding van de kinderen, alsmede de overdracht van de kinderen, tenzij zich tijdens de kinderen acute levensbedreigende situaties of onomkeerbare ingrepen voordoen.

Partijen hebben gezamenlijk gezag. De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder. De kinderen staan sinds juli 2019 onder toezicht. Moeder heeft de rechtbank verzocht om eenhoofdig gezag en een wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld en heeft de zaak aangehouden in afwachting van voortgangsrapportages van de gezinsvoogd.

Beroep

De moeder is tegen deze tussenbeslissing in beroep gegaan. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

In hoger beroep geeft de moeder aan dat de vader lijdt aan PDD/NOS. Dat hij vraagtekens zet bij de diagnoses van de kinderen en de medicatie. En dat hij onvoldoende betrokken is en onvoldoende meewerkt.

Vader verklaart dat hij zeer betrokken is en dat het de moeder is die vaak tegenwerkt.

De Gecertificeerde Instelling is niet langer in staat de bestreden beslissing uit te voeren als gevolg van het conflict tussen de ouders. De GI wil een gerechtelijk onderzoek naar het gezag, maar ook bekrachtiging van de bestreden voorlopige beslissing. Tijdens de zitting geeft de gezinsvoogd aan dat hij niet ziet hoe de bestaande situatie kan worden verbeterd. Hij ziet dat partijen autonoom zijn en niet openstaan voor adviezen (en aanwijzingen) die de gezinsvoogd aan de ouders geeft. De Raad voor de Kinderbescherming vraagt zich op een zitting af waarom de geest van de voogd niet een actievere rol op zich neemt. Bijvoorbeeld door de tijdelijke voogdij van de GI te bevorderen, zodat de ouders elkaar tijdelijk niet kunnen bevechten over voogdijzaken. In die periode kan bekeken worden hoe het gezag, de zorg en de opvoedingstaken / contacten tussen de vader en de kinderen geregeld kunnen worden.

Onderzoeker ouderschap

De rechtbank gaat dan grondig te werk en benoemt een voogd ad litem om de rechtbank te adviseren over de omgangsregeling. Daarnaast wordt een psycholoog benoemd als opvoedingsonderzoeker (zoals in art. 194 Rv). Hij krijgt de opdracht om in nauwe samenwerking met de GI te inventariseren wat er zowel bij de moeder als bij de vader moet worden gedaan / veranderd om te komen tot een vorm van coöperatief of, wat meer passend lijkt, parallel ouderschap, of een andere vorm van ouderschap die past bij de situatie. Daartoe dient de deskundige, in afstemming met de GI en de procesvoogd, onderzoek te doen naar de mogelijkheden van de ouders in gezamenlijk ouderschap, of indien gezamenlijk ouderschap niet meer verantwoord lijkt, naar de mogelijke rol van de moeder, of de vader, of een neutrale autoriteit in de gezagsvoorziening.

De vader wil dan dat de ouderschapsonderzoeker ook het systeem van de kinderen en partijen onderzoekt, waarbij ook onderzoek moet worden gedaan naar de zorgverlening of de mogelijkheden en beperkingen van partijen. De vraag is dus: wat is het doel en de strekking van ouderschapsonderzoek?

Taak van de opvoedingsonderzoeker

De rechtbank wijst erop dat een opvoedingsonderzoek niet zo ver kan reiken. Dit valt niet binnen het doel en de strekking van het ouderschapsonderzoek.

Onderzoek naar de beperkingen van partijen komt neer op een psychologisch onderzoek van de ouders en dat valt niet binnen de bevoegdheden van een opvoedonderzoeker. Evenmin kan van een opvoedonderzoeker worden verwacht dat hij onderzoek doet naar de (kwaliteit van de) zorgverlening. Wat er wel van verwacht mag worden: het opvoedkundig onderzoek richt zich op de vraag waarom het opvoedingssysteem niet functioneert, geeft inzicht in het gedrag van de ouders en biedt ouders de mogelijkheid destructieve interactiepatronen die schadelijk zijn voor de kinderen te veranderen. Bovendien levert het deskundigenrapport niet alleen zeer nuttige informatie op voor de rechter, maar is het ook een grote hulp voor ouders bij het vinden van een oplossing.

Wat betekent dit voor andere ouders?

Deze verklaring bevestigt dat rechters niet graag aanvaarden dat de situatie tussen de ouders onberispelijk lijkt. Alles moet in het werk worden gesteld om de verstandhouding en de communicatie te verbeteren, vooral als de slechte samenwerking tussen ouders gepaard gaat met problemen in de omgangsregeling. Dit heeft gevolgen voor de vraag wat het doel en de strekking is van opvoedingsonderzoek.